Geschiedenis

Het begin

“Groot toneelfeest gegeven door den voetbalclub FCA. In de zaal der patronage
met toelating des Heeren Geestelijken der parochie op zondagen 7 en 14
september 1930”. Zo werd de allereerste toneelvoorstelling “De Duvelschuur”
in Assenede aangekondigd. Cultuur ter ondersteuning van de sport.

Eigen aan de tijd, bestond het repertoire hoofdzakelijk uit zwaar dramatische
werken met een uitsluitend mannelijke bezetting. Tevens was het niet
ongebruikelijk dat bijkomend nog een luchtig intermezzo werd voorzien, en
werd er, juist voor de pauze, nog een “kluchtige” eenakter “ten tonele”
gebracht.

Omdat alle voorstellingen steeds onder de auspiciën van de voetbalclub plaats
vonden, had de vereniging geen eigen naam. Pas in 1941 werd beslist de
vereniging een gelaat te geven. “Floris ende Blancefloer”, een verwijzing naar
het idyllisch verhaal van Diederic Van Assenede uit 1246.

In 1945 werd er voor het eerst gespeeld met een gemengde bezetting. Met de
komst van de dames werden de voorstellingen op zijn minst iets frivoler.
Stukken zoals “Leontientje” en “Het dorp der mirakelen” kenden dan ook een
grote publieke belangstelling.

Ingevolge een uitslaande brand in 1955 in een cinemazaal in Luik, legde de
overheid strenge veiligheidsvoorschriften op. Ook de toenmalige zaal op het
“Vredegerecht” voldeed niet meer aan de voorwaarden.

1956 werd een kanteljaar. In een regie van Ernest Haers werd gekozen voor
“Oud Heidelberg”. Een soort musical avant-la-lettre, met live-orkest, zang en
ballet. Meer dan 1500 toeschouwers genoten van het openluchtspektakel op
de markt. Een uniek gebeuren in het kleine dorp Assenede.

Het gebrek aan een locatie voor de volgende jaren betekende dan ook het
einde van 25 jaar bloeiend toneelleven in de gemeente.

Begin de jaren zeventig wist regisseur en toenmalig medestichter Ernest Haers
opnieuw een aantal toneelliefhebbers tussen pot en pint samen te brengen. De
heropstart van “Floris ende Blancefloer” werd een feit.

1972. De première van het stuk “Bazin en knecht” bleek een onverhoopt
succes. Het jaar nadien stond “Slisse bouwt”, een typische Vlaamse komedie,
op het programma. Met dit stuk werd de vereniging geselecteerd voor het
Festival van het Amateurtoneel in de toenmalige KNS-schouwburg in Gent.

De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen. De perskritieken nadien…….
iets minder.

Een nieuwe garde diende zich aan. De stukkeuze voor meer moderner werk
bleek echter geen succes, waarbij de onderlinge onenigheid binnen de groep
de sfeer zeker niet bevorderde.

Tot in 1979 Ernest Haers, weer hij, het voortouw neemt en bewust kiest voor
de Vlaamse klassiekers. “Paradijsvogels”, “Het gezin van Paemel”- welke
vereniging heeft die stukken niet gespeeld – kenden dan ook een grote bijval.
De publieke belangstelling steeg evenredig.

In dezelfde periode verschijnt in de programmaboekjes voor het eerst de iet
wat oubollige term: toneelmeester. Paul De Hantsetters nam die taak met brio
op zich, man met een grote technische kennis gecombineerd met een zeker
empathisch vermogen. Niet verwonderlijk dat hij, in navolging van Georges
Mechelinck, in 1980 unaniem als voorzitter werd gekozen. In de loop der jaren
slaagde hij er in de groep uit te bouwen tot een hechte familie en terzelfder tijd
een uiterst creatieve technische ploeg te vormen. In 2016 gaf hij de fakkel door
aan de huidige voorzitter Koen De Buck.

1985. Ingevolge het schielijk overlijden van de hoofdrolspeler kon de geplande
productie niet doorgaan. Een noodoplossing drong zich op. Uiteindelijk
aanvaardde Eddy Moens de opdracht om alsnog binnen een beperkte tijd een
stuk te zoeken. “Moordenaar in de groep”, een Engels toneelwerk met, naar
Asseneedse normen, een beperkte bezetting en gespeeld in een quasi leeg
decor. Te modern? Te fictief? De opvoeringen werden door het publiek in ieder
geval op zijn minst met gemengde gevoelens onthaald.

Met de volksvertelling “Herberg De Verloren Zielen” debuteert Dirk Haers,
jawel zoon van, als regisseur in 1989. Vanaf dan beschikt de vereniging over
twee vaste huisregisseurs. Hetgeen, ondanks hun verschillende visie inzake
stukkeuze, een verrijking blijkt te zijn voor de werking in de volgende jaren.
Vlaamse blijspelen, afgewisseld met meer actuele tragikomedies, typeren het
repertoire van 1990 tot heden. De titels van de gespeelde stukken, zoals
vermeld op de overzicht pagina, spreken hierbij voor zichzelf. De jaarlijks
toenemende publieke belangstelling is dan ook een absolute stimulans om de
ingeslagen weg nog vele jaren verder te zetten.